Principes voor een nieuwe mediawijsheid
In een essay van Dan Gilmor voor Publius stelt hij een aantal principes voor waaraan het gebruik van nieuwe, digitale media zou moeten voldoen. Volgens Gilmor is de belangrijkste reden om principes te formuleren het vraagstuk van het vertrouwen. Wat kun je vertrouwen van die grote hoeveelheid informatie die via het internet tot ons komt.
How we govern ourselves on the Web depends in significant ways on the answers. To get this right, we’ll have to re-think, or at least re-apply, some older cultural norms in distinctly modern ways.
Bij het geven van zijn antwoord gaat Gilmor helaas uitsluitend uit van een journalistiek invalshoek (“All of the principles above are part of the toolkit of every responsible journalist”). Daarmee veronderstelt hij dat mensen die informatie op het internet plaatsen daar ook overwegend een journalistiek bedoeling mee hebben. En dat is natuurlijk niet zo. De kritiek die bloggers veel over zich krijgen is bijvoorbeeld dat ze als ‘wannabee’-journalisten alle regels der journalistiek met voeten treden.
Wat zijn de principes die Gilmor opvoert:
Be skeptical of absolutely everything.
But don’t be equally skeptical of everything.
Understand and learn media techniques.
Ask more questions.
So are a few more, including the ones that every traditional journalist of any honor would embrace, namely thoroughness, accuracy, fairness and independence.
In the digital world, even more than the analog one, we need to add transparency to that list, because the thinking behind the media deserves exposure in addition to the work itself.
Gilmor is onder andere directeur van het Center for Citizen Media. Zijn opvattingen over de mogelijkheden van moderne media gaan blijkbaar niet verder dan dat de traditionele, vooral journalistieke, media voor meer mensen toegankelijk zijn geworden. Anders gezegd de media zijn niet veranderd maar gedemocratiseerd. Vandaar de vraag hoe we een en ander weer in de greep krijgen (“How we govern ourselves …”).
Hoewel zijn essay geen reactie is op het essay van Weinberger over ‘Tacit Governance‘ lijkt Gilmor een uitgesproken voorstander te zijn van het formuleren van expliciete regels voor het verantwoord gebruik van internet. Bovenstaande principes zijn volgens mij voor maar weinig bloggers van belang. En toch is het volgens Gilmor ook voor bloggers van belang dat ze vooral transparant zijn:
Bloggers, too, need to adopt more transparency
Gilmor stelt zich dan wel niet zo op als Andrew Keen, die al die internetgebruikers maar amateurs vindt, maar eindigt wel met de waarschuwing die er een beetje op neer komt dat we een kind een wapen in handen hebben gedrukt:
If we really believe that democracy requires an educated populace, we’re starting from a deficit.
mei 18th, 2008 at 00:49
Ik vind het juist wel goed dat Gilmore zich op het journalistieke standpunt stelt en bij voorbaat al afscheid neemt van de uitingen die ik niet eens cultureel zou noemen, maar juist (cultureel) brandgevaarlijk. Hij zit daarmee m.i. juist niet in de hoek van Keen en hij stelt zich daarmee ook niet noodzakelijk tegenover in plaats van naast Weinberger op.
Expliciteren van sociale uitgangspunten en beleefdheidsregels (dus niet gelijk regels die een impliciete ecologie geweld aandoen), zijn zo broodnodig in de samenleving als het geloof in een gemeenschappelijke en daarbij een rechtvaardige wereld. Ja, ik ben dus een beetje anti post modernistisch, weet je dat ook gelijk. Zo hoeven niet alleen mensen bij elkaar te komen die het steeds roerender met elkaar eens zijn en het liefst alle kritiek op hun gewoonten verbieden, laat staan de uitgangspunten ter discussie willen (laten) stellen.
Het voorbeeldige van goede journalistiek, en het noodzakelijke ook, zit hem in de juiste opvatting en daarmee het juiste (‘correct’ zou ik willen zeggen, maar dat woord is vermoord) functioneren van de democratie. In 9 van de 10 gevallen wordt daar namelijk een loopje mee genomen. Als er Kritik Verbot is, en dat is nogal eens onder JPB en Donner, dan telt het principe van ‘een man een man een stem een stem’ niet meer, maar wordt het ‘een groep een stem’.
Die ene stem geldt dan voor velen, onterecht, maar wel handig voor machtspolitici en linkse mediahandlangers. Mensen zijn dan niet eerlijk (in inderdaad dus onbetrouwbaar) over hun echte mening en vinden het veel belangrijker om met elkaar gelijk te krijgen, en de macht, dus spreken ze af wat ze vinden. Daar kan geen journalist het oprecht mee eens zijn of hij moet uit een fundamentalistisch nest komen.
mei 18th, 2008 at 19:41
Beste Cor,
De vraag is (en blijft) of geloof in elkaar gebaseerd moet zijn op regels en uitgangspunten of dat geloof ook gebaseerd kan zijn op initieel vertrouwen. Het vertrouwen in een mensheid die met deze nieuwe media een ‘stem’ en een identiteit kan ontwikkelen. Wellicht af en toe brandgevaarlijk of eenkennig (verzuild) maar desondanks vrij om zich te uiten. Een correct functionerende democratie geeft die ruimte zoals je zelf ook aangeeft: iedere stem telt en moet gehoord kunnen worden. De Nekschot-affaire laat zien waar te veel ‘(voor)zorg’ toe kan leiden.
Het zijn veelal de vertrouwde uitgangspunten van onze indirecte democratie die ertoe leiden dat vertegenwoordiging gekenmerkt wordt door compromissen en ‘bounded rationality‘. Zoals volksvertegenwoordigers zien journalisten zichzelf ook vaak als personen met een bijzonder sociaal mandaat; als het (politieke) geweten van de samenleving (Quis custodiet ipsos custodes?).
Helaas! Op het moment dat de journalisten hun aandacht alweer hebben bij de aardbeving in China kan ik mij via internet toch blijven informeren over Birma. Niet als ramptoerist maar vanuit betrokkenheid! Dit soort elementen spreken mij aan in het artikel van Francisco van Jole. De afhankelijkheid van de journalistiek voorbij.
Met de toenemende invloed van internet op sociale processen van meningsvorming en besluitvorming zou het wel eens kunnen zijn dat er minder glad en gekanaliseerd en veel opener en met meer brandgevaar gediscussieerd wordt. Of dat de vlam zelfs helemaal in de pan slaat (“It’s when all’s quiet that the seeds a-growing…”). Het zij zo. Veel van de huidige maatschappelijke onvrede zou al jarenlang onderhuids gesluimerd hebben. Liever via de weg van een directe democratie dan op een bevoogdende manier marginaliseren van het individu. Volgens Rinnooy Kan ((zie recente uitzending van DWDD) zouden de grote drie momenteel niet eens méér dan de helft van de kamerzetels hebben. Wat zegt dat over onze democratie en hoe deze zich ontwikkelt?
Gilmor geeft tenslotte geheel terecht aan dat er ten aanzien van de opvoeding van het individu op dit moment te weinig aandacht is voor de mogelijkheden van de moderne media. Maar dan bedoel ik hier (evenals Gilmor) met opvoeding de vorming van een kritisch individu.