OECD onderzoekt ICT-competenties werknemers
De OECD, bekend van vele onderzoeken waaronder Education at a Glance en PISA, wil zich in de toekomst ook richten op de volwassen werknemer. Het onderzoek richt zich op de ICT-vaardigheden
The OECD Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC) will assess the level and distribution of adult skills across countries, focusing on the cognitive and workplace skills needed for successful participation in today’s work environment.
Het programma richt zich onder andere op de vaardigheid om met behulp van ICT informatie te beheren, integreren en evalueren. Ook de constructie van nieuwe kennis en de communicatie met ICT behoren tot de onderzoeksdoelen.
Niet langer alleen kijken naar de vaardigheiden en competenties van werknemers van de toekomst maar een beeld van de competenties van de werknemere van vandaag.
Een onderzoek van het SCP heeft enige jaren geleden uitgewezen dat er door de inzet van ICT minder sprake is van invloed op de productiviteit maar dat er voor hetzelfde werk uiteindelijk minder mensen worden ingezet. Van groot belang daarbij is natuurlijk dat werknemers ook leren de ICT zinvol in te zetten. In het “Jaarboek ICT en samenleving 2005” wordt zelfs gesproken over mogelijke negatieve effecten op de productiviteit:
De effectiviteit van ICT-investeringen is mede afhankelijk van gelijktijdige aanpassingen in de organisatie en in de kennis van werknemers. Zonder aanpassingen in het vermogen om met nieuwe technologie om te gaan, kunnen ICT-investeringen zelfs een negatieve invloed op de productiviteit hebben.
Investeren in ICT doen we in het onderwijs al jaren. Het in grote schaal naar binnen schuiven van technologie is de laatste tien jaar aan de orde van de dag. Er zijn ook voldoende subsidies en stimuleringsregelingen geweest om dat mogelijk te maken.Scholen hebben er zelfs de middelen voor de hardware iedere drie à vier jaar te vervangen, ongeacht de mate van gebruik ervan en de staat waarin die hardware zich bevindt.
Waar helaas veel minder in geïnvesteerd wordt, is het vermogen van de gemiddelde docent om met ICT om te gaan. Ik doel dan niet op trainingen als het ECDL maar op het verantwoord leren inzetten van technologie in het leerproces. Het gaat daarbij meer om een programme als EPICT (European Pedagogical ICT License) dat in Nederland helaas niet wordt opgepakt in tegenstelling tot andere Europese landen. Simons spreekt van digitale didactiek; het Ruud de Moor Centrum spreekt van e-didactiek (zie de prachtige Toolkit e-Didactiek). In een eerder bericht heb ik al aangegeven dat we de vermogens van de net- of einsteingeneratie niet moeten overschatten. Ze hebben de techniek dan misschien wel snel onder de knie, maar dat wil nog niet zeggen dat ze die ook meteen zinvol weten in te zetten bij het vormgeven van hun eigen leerproces!
Het “Jaarboek ICT en samenleving 2006” van het SCP spreekt al van een onoverbrugbare afstand tussen docenten en studenten.
De achterstand van leraren ten opzichte van leerlingen, wat betreft de technische kennis van computers en internet is niet meer te overbruggen. De leraren kunnen de leerlingen echter wel bijbrengen hoe zij on-line met elkaar moeten omgaan en hoe ze bijvoorbeeld informatie van internet op waarde moeten schatten.
Toch laat recent onderzoek zien dat we de Net- of Einsteingeneratie al te veel toedichten en ook niet als generatie moeten verabsoluteren en afzetten tegen alles en iedereen die voor 1990 is geboren.
Docenten zullen dus meer in hun mars moeten hebben dan Marc Prensky graag geruststellend beweert als hij weer eens een zaal vol met digitale immigrants onderhoudend toespreekt. Docenten zullen de student vertrouwd moeten maken met vooral de meerwaarde van technologie in het leerproces. Zij moeten de student ook leren zoeken naar informatie op het internet. (Hierover trouwens een mooi artikel in het nieuwste nummer van Onderwijsinnovatie! Internetinformatie leren beoordelen: twee onderwijsmethodes vergeleken.).
Je kunt als docent niet volstaan met opmerkingen als “Met Google kun je wel het een en ander vinden.” In het verleden werden studenten ook op een meer gestructureerde manier vertrouwd gemaakt met bibliotheken, kaartenbakken, indexen, etc.
Volgens het Jaarboek van 2007 verwacht de werknemer niet dat de werkdruk afneemt maar dat het werk interessanter en het leven aangenamer en overzichtelijker wordt door ICT.
Nu is de hamvraag of medewerkers in het onderwijs ook deel uit gaan maken van dit nieuwe onderzoek van de OECD. De tweede vraag die mij bezighoudt is of de vragen verder reiken dan het kunnen omgaan met email en een webbrowser, maar bijvoorbeeld ook de inzet van social software, weblogs en wiki’s. De PISA-onderzoeken hebben over het algemeen een redelijke impact op het onderwijsbeleid. Misschien heeft dit onderzoek een vergelijkbare invloed op de het beleid van het ministerie als het gaat om de competentieis van docenten.