Wat werkt als het gaat om onderwijsvernieuwing?
Deze vraag bekruipt op dit moment veel mensen die met de vernieuwing van onderwijs bezig zijn. Wat werkt en hoe weet ik dat? Waar vind ik de informatie die me ‘zekerheid’ geeft om een bepaalde didactische aanpak uit te proberen?
Iedereen vindt het hele proces van onderwijsvernieuwing complex; iedereen heeft behoefte aan onzekerheidsreductie.
De vraag of we weten wat werkt werd gisteren nog met enige ergernis door Wilfred beantwoord in zijn bericht: Hoezo ‘evidence’?. De vraag of er sprake is van bewezen praktijken leidt, als zo vaak, tot discussie. Wilfred beroept zich in zijn reactie op een interview met Peter Teune die beweert dat de evidence voor het oprapen ligt.
In een eerder bericht over wat je als bewezen mag beschouwen, heb ik er op gewezen dat in een discussie voor beide partijen het gelijk vaak voor het oprapen ligt. De vaak hoogoplopende discussies tussen bijvoorbeeld Robert Jan Simons en Greetje van de Werff staan velen nog op het netvlies. Het is maar net wie je nodig hebt of wie je voor het karretje wilt spannen. We gaan dan misschien wel graag met elkaaar in discussie, volgens Martin Valcke gaan we in Nederland de harde evaluatie echter uit de weg.
Harde evaluatie of niet, wat ik vaak mis is een vorm van ranking, rating of recommendation als het gaat om de vele ‘good practices’. De techniek ervoor is er al. Als we al iets in de vorm van kennisdeling organiseren, blijft het toch vaak beperkt tot informatievoorziening. Traditionele websites met nieuwsberichten en productoverzichten.
Wat zeggen me alle producten die het procesmanagement MBO2010 op haar site, op CD-rom of via een jaarlijks festival deelt met het veld?
En wie zegt me dat ik op de juiste plaats aan het zoeken ben?
Waar moet je beginnen met zoeken en rapen. Die vraag werd eveneens recentelijk gesteld door Jef van den Hurk: Implementeren van CGO (2): waar haal je het vandaan? En het bericht van Jef laat zien dat er geen eenvoudig antwoord te geven is.
Ik zou me kunnen voorstellen dat MBO2010 iets optuigt in de vorm van een ‘wat werkt’-clearinghouse. Wat dan vooral niet mag ontbreken zijn de gebruikerservaringen en evaluatiegegevens. De jaarlijkse Cinop-evaluatie biedt daarvoor te weining aanknopingspunten. Iets meer openheid zou de zaak wel goed doen.
Waarom geen openheid over de invoeringsplannen die alle ROC’s vorig jaar op verzoek van de staatssecretaris hebben moeten schrijven. Ze zijn nergens op een centrale plaats te vinden. Ze geven toch een goed overzicht over de productagenda van de afzonderlijke ROC´s. En dan, na weer een jaar experimenteren, ook de evaluaties van de ROC’s op diezelfde centrale plaats publiceren. Weten van elkaar waar je mee bezig bent, wat dat heeft opgeleverd en wat de moeite van het vasthouden waard is. Waarom geen openheid over de discussies en ontwikkelen binnen de experimentclusters maar vaak besloten kennisnetgroepen en jaarlijkse verslagen. Maken trouwens ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven deel uit van de clusters??
Wat leveren aanbevelingen als de volgende nou eigenlijk op:
Durf keuzes te maken, durf beslissingen te nemen.
Denk in mogelijkheden en niet in onmogelijkeden.
Wees pro-actief en benut de mogelijkeden.
Flauw? Wat te zeggen van de volgende:
Probeer docenten op één lijn te krijgen.
Borg voor deskundiheidsbevordering van alle betrokkenen.
Borg dat de competenties voor een coach zijn beschreven.
En om dit soort aanbevelingen boven tafel te kijgen moet ik spitten in een verzameling PDF-jes en zoeken naar de pagina met aanbevelingen. Hoezo toegankelijk; hoezo ook thematisch geordend?
Kunnen we iets leren van vergelijkbare processen in andere landen?
De aanpak in Schotland (‘Schools of Ambition’; een programma van drie jaar) biedt openheid over de implementatieplannen van de deelnemende scholen, kent een flankerend onderzoeksprogramma en een plek om ervaringen te delen
De aanpak van Carol Twigg (Program in Course Redesign) in Amerika kent een duidelijke fasering. Na een driejarig PEW-onderzoeksprogramma (1999-2003), in drie rondes en met verschillende instellingen, zijn alle resultaten, ervaringen, onderwijskundige en rekenkundige modellen en dergelijke vastgelegd. De zeer positieve ervaringen worden nu in de vorm van een (4-fasen iteratief) programma (PCR) langzaam uitgerold in een toenemend aantal staten. Een programma dat ook bij Community Colleges lijkt aan te slaan. Inmiddels is Carol, als directeur van het National Center for Academic Transformation, een tweede programma gestart om met name de voortijdige uitval terug te dringen (Increasing Success for Underserved Students: Redesigning Introductory Courses).
In Australië is men in 1997 begonnen met een herontwerp van het beroepsonderwijs (Reframing the Future). Een proces dat nog steeds, na tien jaar(!) , in volle gang is. Vooral werkplekleren (workbased learning) en action learning, samenwerken met het bedrijfsleven (CoP’s) en de invoering van een nieuwe kwalificatiestructuur in het onderwijs en op de werkplek staan daarbij centraal. De actieplannen van de deelnemende instellingen worden gedeeld De organisatie biedt informatie over en subsidies voor veranderprocessen, kennismanagement en strategisch management, change agents, het werken in communities of practice, richtlijnen en templates en dergelijke. Docenten (practitioners) kunnen op thematische fora van gedachten wisselen.
Net als Jef kan ik afsluiten met de opmerking dat ik op veel van bovenstaande vragen in volgende berichten terug kom. Net als Wilfred zal ik mij ook nog wel eens ergeren.