Archive for februari, 2008

Van wie is het portfolio nu eigenlijk?

dinsdag, februari 19th, 2008

This is all about managing people, not supporting learning.

Graham Attwell steekt zijn mening over een initiatief van de Engelse overheid niet onder stoelen of banken. Zijn pleidooi is blijkbaar niet op begrip gestuit. De Engelse overheid wil alle opleidingsgerelateerde gegevens van iedere inwoner van Groot-Brittanië vanaf 14 jaar gaan bijhouden en vastleggen in een database.

In een tweede bericht (Putting learners in control of their data) geeft Attwell aan hoe het volgens hem wel zou moeten en welke technologie daarbij ingezet kan worden. Hij verwijst in dit bericht naar een EU-initiatief (het Kite project) dat heeft geleid tot de ontwikkeling van een plugin voor WordPress, Elgg en Dotclear. Een plugin die de gebruiker in de gelegenheid stelt zelf een CV bij te houden dat is afgeleid van het Europass CV.

I think this is a great project. Why?

  • It puts learners in control of their own data
  • It is useful – data only needs to be added once and users can decide what data is displayed in any particular instance
  • It is based on a ‘bottom up’ approach to standards (using what works)
  • It is not difficult to see how the work could be further extended
  • and – of course – it is open source.

Discussie over kwaliteit OpenLearn-content

vrijdag, februari 15th, 2008

De reactie van Tony Hirst (OUseful Info) in de recente discussie over de kwaliteit van het cursusmateriaal bij Openlearn, is in eerste instantie gematigd

Het op zelfstudie en afstandsleren gerichte materiaal is volgens hem inderdaad op te vatten als een “… ‘tutorial in print’ in which the text is structured in an almost conversational way between the author and the reader”.

De techsavvy Hirst moet toegeven dat:

OpenLearn hasn’t managed to get that community – or local support – vibe going, although tools like the MSG messenger (try logging in with an OpenID;-) and Flashmeeting videoconferencing tool are both attempting to support synchronous one-to-one and small group conversations that might contribute to a peer-based support model that takes the place of the OU’s formal SOL – Supported Open Learning – mechanism in our ‘commercial’ courses.

Hij is ook niet echt een aanhanger van de Openlearn Moodle-oplossing. Het ijveren voor het aanbieden van RSS-feeds betreurt hij zelfs enigszins bij nader inzien. Het toegankelijk maken van het cursusmateriaal via een wiki beschouwt hij inmiddels als een betere benadering en ziet hij ook als een volgende uitdaging.

Hoewel er al weer enige tijd wordt beleden dat het ‘content is king’-tijdperk voorbij is, zie je veel instituten nu pas echt veel tijd en energie steken in het digitaliseren van content, Volgens mij vooral een gevolg van open content-initiatieven als OCW en OER.

Maar ondanks alle mitsen en maren staat voor Hirst een ding voorop en in dat opzicht deel ik zijn mening voor de volle honderd procent:

Anyway – is OpenLearn making right content available?, and is it just another document dump?

Who cares? The take home points for me about OpenLearn is that it makes available authentic distance educational material, some of it designed for online delivery, in an open format and under an open license.

De vergelijkbare aanpak bij de Open Universiteit lijkt voorlopig in Nederland nog niet op kritiek te stuiten. De OU is zelf zeer tevreden over de uitrol van opener.ou.nl.

E-learning initiatieven en OCW: open source

vrijdag, februari 8th, 2008

In zijn bespreking bij surfspace van het rapport “E-learning initiatives that did not reach targeted goals”, dat in oktober verscheen als onderdeel van het Europese Megatrends-project, gaat schrijver Wim Westera van de open universiteit   geheel terecht in op de schaduwzijde van de geanalyseerde initiatieven. Zijn uitvoerige aandacht voor de ‘bad practices’, biedt echter geen ruimte voor de ‘lessons learned’ die ook in het rapport doorklinken.  Maar van Westera, vanwege zijn werk bij de OU, zou ik ook meer aandacht hebben verwacht m.b.t de lessons learned.

Wat namelijk in de bespreking niet naar voren komt, is dat in het voorbeeld van het debacle van de e-University in Engeland de keuze voor  het ontwikkelen van een eigen softwaresysteem mede aan de wieg stond van het falen. De beslissers hadden geen oog voor goedkope oplossingen in de vorm van bijvoorbeeld Open Source. De Engelse Open University heeft daar in ieder geval wël van geleerd. Het initiatief om cursussen gratis online aan te bieden, in navolging van het OCW-initiatief van MIT, heeft ertoe geleid dat er gekozen werd voor de open source ELO Moodle als platform. 

Het openlearn-initiatief bleek alras een succes en kreeg ook navolging bij de Nederlandse Open Universiteit. De open universiteit heeft daarbij eveneens gekozen voor een open source oplossing in de vorm van Plone.

De keuze voor deze oplossingen is niet vreemd getuige de kwaliteit en funtionele mogelijkheden van veel oen source software. Het feit dat er sprake is van open source, maakt het tevens mogelijk om de software aan te passen aan de  eigen doeleinden. Zo heeft de Engelse Open University nog niet zo lang geleden besloten een eigen portfoliomodule (MyStuff) te gaan ontwikkelen voor Moodle.

In een bespreking van hetzelfde rapport door Ingrid Schoenwald bij de site elearning-reviews (met een RSS-feed die ik al lange tijd gebruik) worden de aanbevelingen van de auteurs wel meegenomen:

Hard-nosed market research is essential for the success of any e-learning initiative

e-learning initiatives should plan carefully for and control carefully their revenue and expenses. Seeding funding dries up quickly

Choice of courses and its accreditation is crucial

It is important that those planning e-learning initiatives should define precisely the relationships of their initiative to existing providers and define precisely the institutional model they will adopt

E-learning initiatives should plan carefully to manage both their educational and business activities

Ook de laatste loot aan de OCW-stam, de universiteit van de VN, maakt gebruik van Plone (en vanzelfsprekend met  RSS-feed ). 

Pollards persoonlijke prognose: breakthrough business ideas for 2008

woensdag, februari 6th, 2008

mauboussin HBR graphic
Onderstaand de persoonlijke selectie van Dave Pollard uit een lijst met  “breakthrough ideas” voor bedrijven die jaarlijks wordt gepubliceerd door de Harvard Business Review

The Coming Peer-to-Peer Economy: (…) a new economy with no zero-value-added intermediaries. It’s about getting rid of the massive distortions in the marketplace that allow wealth to accrue to those who do nothing to earn it. (..)  
Pollards persoonlijke prognose: Eerder later dan vroeger, want wat de boer niet lust… .

Projects, not Careers: This is the idea that in the future we will spend our work life working on a series of projects, with different partners, each doing what we do best, rather than working in one company or one series of positions. (…) 
Pollards persoonlijke prognose: Proberen: OK dan, maar slagen: dacht het niet.

The Brain-Friendly Workplace: We are meant to be constantly on the move, standing, walking, running, fit. I’ve been working standing up for the last two years and it’s improved my productivity and stamina. HBR goes a step further, saying that treadmills in the workplace and constant movement would make us all more productive. 
Pollards persoonlijke prognose: Te ver van het bureau van de mainstream bedrijven.

Open Space Events for Problem Solving: The HBR writers use the term BarCamp, but what they’re describing is essential Open Space: When you have a problem you can’t solve, engage your customers, employees and others in a self-managed workshop to surface and explore ideas and decide on appropriate actions. The Wisdom of Crowds. 
Pollards persoonlijke prognose: Alleen voor de echte durfals.

Virtual Worlds for Simulation and Scenario Planning: Virtual worlds (“metaverses”) that have thousands of participants are complex systems, just like the real world. But it is much less expensive to bring people together and test out ideas and scenarios in virtual worlds than in the real world.
Pollards persoonlijke prognose: Nu de technologie nog.

Virtual Worlds for Marketing and Sales: If you can do anything, including watching TV, reading and listening to radio in a virtual world, to the point many people can and will spend their whole lives in such worlds (looking beautiful, with huge mansions, fast cars, and friends and lovers to enjoy them with), will business need to reorient itself to customers that will only buy ‘inworld’? Or will the peer-to-peer economy be such that everything inworld will be free?
Pollards persoonlijke prognose: Eens dachten ze geld te verdienen met blogs en social software: when will they learn?

Knowing When Not to Use Experts: Surowiecki’s The Wisdom of Crowds explained that most of the things executives and experts do they cannot possibly do as well as a reasonably informed diverse crowd of people who care about the issue at hand. In his contribution to the list, Mike Mauboussin explains (zie de grafiek aan het begin) how rarely experts and executives should be the key decision-makers.
Pollards persoonlijke prognose: Mangagers en consultants zullen dit altijd bestrijden: hun prijskaartje bewijst dat ze alle antwoorden hebben. Toch!?

Hoe ziet een gesnowflakte leeromgeving er uit?

woensdag, februari 6th, 2008

Volgens Erik Duval (professor aan de KU Leuven) kunnen de ontwikkelingen op het gebied van sociale media, social recommendation en social networking leiden tot een snowflake-aanpak in het onderwijs (Snowflake effect voor leren).

Het snowflake-effect omschrijft hij als  personalisering en ‘mass-customization’ met een toenemend gebruik van steeds meer vrij  toegankelijke content.   

Net zoals alle sneeuwvlokken in een sneeuwstorm uniek zijn, heeft elke gebruiker zijn specifieke eigenschappen, beperkingen en interesses. Daarom spreken we van een “snowflake effect”, waarvan de essentie is dat we dergelijke faciliteiten meer en meer in gaan schakelen en zo een verregaande vorm van personalisering zullen realiseren.

Het is vooral de web 2.0 technologie die voormalige web 1.0 consumenten in staat stelt om meer als web 2.0 ‘prosumer’ om te gaan met allerlei materialen op het web. Duval stelt daarbij geheel terecht dat deze (API-gedreven / open technologie) mashups steeds meer interessante mogelijkheden bieden om via de weg van ‘rip-mix-burn’ user generated content te genereren.

In een meer educatieve context wordt de evolutie van schaarste naar overvloed ook mede bevorderd door de beweging rond “open educational resources”, waarbij leermateriaal typisch onder een creative commons-licentie wordt aangeboden voor hergebruik.

De snowflake-aanpak zou in een leeromgeving het volgende kunnen inhouden:

De docent moet niet zoeken naar leermateriaal (in google of repositories), maar kan putten uit suggesties die automatisch voor hem klaargezet worden, met bijvoorbeeld:

– materiaal dat hij eerder reeds gebruikte in een gelijksoortige context;

– nieuw materiaal dat voldoet aan zoekvragen die hij eerder in een gelijksoortige context naar zoekmachines stuurde;

– materiaal dat andere docenten met een vergelijkbare aanpak in een gelijksoortige context gebruiken.

De student zou bijvoorbeeld kunnen zien

– welk materiaal zijn medestudenten gebruikt hebben en hoe lang ze daar mee bezig geweest zijn;

– welke vragen medestudenten hadden – inclusief de antwoorden op die vragen van andere studenten of docenten;

– welke medestudenten op hetzelfde moment met hetzelfde materiaal bezig zijn – een uitstekende opstap naar gezamenlijk leren in samenwerking;

– welke feedback medestudenten gegeven hebben aan de docent over de kwaliteit van het materiaal. Uiteraard kunnen ze ook zelf ratings, tags, en commentaar invoeren, zodat een “feedback loop” kan geïntroduceerd worden die helpt bij het verbeteren van het materiaal en het ´gidsen´ van andere docenten en studenten naar waardevol materiaal.

Alvorens een docent suggesties kan ontvangen of een student aanbevelingen (´social recommendation´), is het volgens Duval erg belangrijk dat “attention metadata” worden verzameld die in detail de interacties (en ervaringen) van gebruikers vastleggen.  Dit laatste zou dan volgens mij deels automatisch en deels handmatig (bijvoorbeeld door ´tagging´, ‘ rating’  en ´ranking´) moeten gebeuren.  Een open service als Calais (afkomstig uit Reuters’ mashery) kan als voorbeeld van huidige ‘semantic web’ intitiatieven dienen.

The Calais web service automatically attaches rich semantic metadata to the content you submit – in well under a second. Using natural language processing, machine learning and other methods, Calais categorizes and links your document with entities (people, places, organizations, etc.), facts (person ‘x’ works for company ‘y’), and events (person ‘z’ was appointed chairman of company ‘y’ on date ‘x’).

Onmisbaar hierbij is een open technische infrastructuur voor leren. En dat is nu juist hetgeen de meeste onderwijsinstellingen, met hun traditionele elektronische leeromgevingen, niet bieden en op termijn ook niet willen/zullen bieden. De weerstand tegen toegang tot sites als Flickr en Youtube, om er slechts twee te noemen, neemt momenteel juist sterk toe in het onderwijs.

Duval merkt daarover fijntjes op dat het onderwijs zich voorlopig achter accreditatie van diploma’s kan verschuilen in de allicht ijdele hoop dat het deze cyclus van innovatie en gevolgen van ´disruptive technology´ kan overslaan.

Het is tenslotte wel grappig om te zien dat het Fluid-project van de The Andrew W. Mellon Foundation een sneeuwvlok als beeldmerk gebruikt. Dit project is ‘toevallig’ gericht op de ontwikkeling van een:”… library of sharable customizable user interfaces designed to improve the user experience of web applications.” En dan hebben we het dus specifiek over een ‘ open technische infrastructuur’  voor het onderwijs!!

Studentbetrokkenheid bij afstandsleren

dinsdag, februari 5th, 2008

Onderzoek naar de betrokkenheid van studenten bij afstandsleren, vergeleken met traditioneel f2f-onderwijs, laat een aantal interessante resultaten zien.

For distance learners, postsecondary education is but one of many priorities in their lives. Distance learners tend to be older; most work and care for dependents and enroll in online courses because such classes fit more easily into busy, demanding schedules. The top three reasons cited for pursuing learning at a distance—convenience, self-pacing, and self-directed learning—suggest that many of these students were looking to advance their education in the context of their current lifestyles. It is possible that without a distance learning option, many of these students would not be enrolled in postsecondary education at all.

The engagement of distance education learners compares favorably with that of campus-based learners. Distance learners are generally as engaged and often more engaged than their campus-based counterparts, with the exception of engagement in active and collaborative learning activities. In addition, the self-reported gains of distance learners tend to be greater than those reported by their campus-based counterparts.

Older distance learners differ from younger online students in noteworthy ways. Older students report greater gains and are more likely to engage in higher order mental activities such as analysis and synthesis as part of their studies. However, they are less involved in activities that depend on interacting with others, such as working with other students on problems or assignments.

De onderzoekers (Chen, P., R. Gonyea, and G. Kuh. 2008. Learning at a distance: Engaged or not?. Innovate 4 (3).) concluderen dat de verschillen uiteindelijk klein zijn. Vooral oudere studenten bij afstandsleren leggen soms zelfs een grotere betrokkenheid aan de dag. Maar onduidelijk blijft in hoeverre het afstandsleren vervolgens ook voldoende mogelijkheden biedt tot interactie tussen en samenwerking met (mede)studenten. Zij stellen derhalve voor dat instructeurs bij het ontwikkelen van opdrachten meer gebruik maken van activiteiten die samenwerking bevorderen, zoals (groeps)discussie, gezamenlijke probleemoplossing, debat, case studies en andere vormen van leren, zoals ‘group blogging’. HIerbij beroepen ze zich op een onderzoek van Bonk, C. J., and K. Zhang uit 2006.

Het gaat volgens Chen e.a. in het bijzonder om:

learning assignments that provide opportunities for students to develop the interpersonal skills and practical competencies required by the 21st-century workplace.

Volgens de onderzoekers blijft namelijk onduidelijk of deze categorie studenten de vereiste interpersoonlijke vaardigheden eventueel via een andere weg, bijvoorbeeld via het werk, verwerft. Afrondend stellen de auteurs dat het onderzoek ook de nodige vragen oproept die zich lenen voor vervolgonderzoek. Onderzoek dat vooral een bijdrage moet leveren aan de ontwikkeling van afstandsleren dat zorgt voor: 

high-quality educational opportunities for students who otherwise might be excluded from postsecondary education.

Open participatory learning ecosystems

vrijdag, februari 1st, 2008

We need to construct shared, distributed, reflective practicums in which experiences are collected, vetted, clustered, commented on, and tried out in new contexts. One might call this “learning about learning,” a bootstrapping operation in which educators, along with students, are learning among and between themselves. This can become a living or dynamic infrastructure – itself a reflective practicum.

Figure 12

Met onder andere deze uitspraak besluiten Seely Brown en Adler  een artikel bij Educause.edu.  Wat mij betreft een aanrader mede vanwege de vele voorbeelden en ook niet al te moeilijke stijl.

Seely Brown is vooral bekend door zijn expertise op het gebied van het (informele) leren op de werkplek. Veel van zijn lezingen en publicaties gaan hier op een zeer leesbare en aansprekende manier over. Qua inhoud zit hij vaak dichtbij de publicaties van Etienne Wenger. Maar dit artikel gaat vooral over de mogelijkheden van internet en web 2.0  voor het formele leren in schoolse situaties. 

Vanzelfsprekend komen de volgende elementen aan bod

Social learning:

This perspective shifts the focus of our attention from the content of a subject to the learning activities and human interactions around which that content is situated.

Communities of practice

Apprentices traditionally begin learning by taking on simple tasks, under the watchful eye of a master, through a process that has been described as “legitimate peripheral participation”; they then progress to more demanding tasks as their skills improve.

Second life

… the social life of Internet-based virtual education can coexist with and extend traditional education.

Informeel leren

… it also seems likely that a great deal of informal learning is taking place both on and off campus via the online social networks that have attracted millions of young people.

het long tail principe

the “catalog” of subjects that can be learned online is almost unlimited.

Belangrijke vragen die instellingen (waaronder ook bibliotheken) zichzelf moeten stellen om ook daadwerkelijk te komen tot zogenaamde reflective practicums, zijn volgens Seely Brown en Adler:

Are they evaluating what they do and engaging in anything resembling cycles of continuous improvement? Are their reflections being systematically captured and shared?

 

 

Onderwijs: not-connected?

vrijdag, februari 1st, 2008

Volgens Pieter de Vries neemt de 2.0-kloof in rap tempo toe en brokkelt daarmee het opleidingsestablishment af.

De onderwijs- en opleidingswereld komt slechts matig vooruit. Er is sprake van een gebrek aan budget, begrip, rechten, tijd, motivatie en van bewuste onbekwaamheid. In tegenstelling tot veel van de consumenten van onderwijs en opleidingen, zien de producenten geen mogelijkheid om bij te houden welke nieuwe technologieen het daglicht zien, laat staan om uit te vinden hoe het werkt en hoe het zinvol gebruikt kan worden.

Kort na het onderzoek van Jeroen Onstenk naar de inzet van web 2.0 technologie, dat volgens Wilfred te vroeg is uitgevoerd, nu een prikkelende gastcolumn in elearning.nl van Pieter de Vries, onderzoeker aan de TU Delft.

De vraag wat ´social networking´ en ´social media´ voor het onderwijs kunnen betekenen, wordt nogal wisselend beantwoord. Er is bij Economist.com zelfs een compleet debat aan gewijd. Of Hyves nu wel of niet moet worden ingezet, de tijd zal leren of het establishment inderdaad afbrokkelt. ‘Disruptive technology’ heeft nu eenmaal vaker dit effect.

Docenten die bijvoorbeeld Hyves willen inzetten, zullen als vertegenwoordigers van datzelfde ‘establishment’ toch allereerst door de student moeten worden geaccepteerd op basis van hun eerst ‘krabbel’. 

Het gaat domweg niet om de technologie maar om de verhoudingen en rollen die het  resultaat zijn van sociale innovatie in het onderwijs. Pas als de studenten ook de docenten gaan zien als hun gelijke (kenmerkend voor informeel leren), maken die docenten kans om tot deze informele netwerken te worden toegelaten.